Niko een eenzame en nog jonge wolf, die niet veel van de toestand van de wereld afwist. Hij wist alleen dat het menselijke ras was uitgestorven, en daar was hij eigenlijk best blij mee. Sloop rustig door de bosjes. Op zoek naar een maaltijd, hij probeerde zo stil mogelijke te zijn. Maar dat lukte niet altijd, hij was nog jong dus hij moet gewoon veel oefen. Oefening baart kunst zeggen ze, en zo ervaren jager was hij nog niet. Gelukkige kwam er wel verbetering in en had hij steeds vaker een succes volle jacht. Hij jaagde voornamelijk op konijnen hasen en de wat kleinere dieren waarvan hij zeker wist als hij ze te pakken had hij zo ook kon doden. Hoewel hij laatste een hert had geprobeerd maar dat was samen met Aurora een aardige leeuwin. Hij moest ook nog een beginnen met de lees lezen van Nushka, wanneer beginnen die nou eens dacht Niko. Hij wou dolgraag leren lezen, misschien moet hij gewoon weer eens naar de bibliotheek gaan. Niko had zich voorgenomen om in de buurt van de grote bibliotheek te blijven. Maar zoals gewoonlijke had Niko weer eens slecht geslapen, en dat maakte het toch wat moeilijkere. Toen Niko weer een op een tak trapte die met een luide knak door midden brak zuchten Niko weer eens. En vloog de vogel weg. Waarop hij aan het jagen was, met een geïrriteerde blik liep Niko uit de bossen en liep met grote passen naar het meer toe om wat te drinken. Met zijn tong lepelde hij rustige wat fris en verkoelend water binnen. Dat word weer zonder eten de nacht door brengen, dacht Niko wat nijdige op zichzelf. Met een plof ging Niko liggen en staarde vermoeid in het water, altijd maar die zelfde droom over zijn moeder die hem uit zijn slaap hield, Niko gaapte luid en liet zijn blik even over het water gaan. Daar zag hij wat eenden zwemmen, die zou hij wel kunnen pakken toch. Dan had hij in iedere geval wat gegeten, aandachtig staarde hij naar de eenden. Hoe kreeg hij die te pakken, met zijn blik op de eenden gericht dacht Niko na. Maar schudde zijn kop even die kreeg hij waarschijnlijke toch niet ook al kon hij water besturen. Niko negeerde het hongerige en knorrende gevoel in zijn maag en legde zijn kop op zijn poten. Niko sloot zijn ogen en probeerde wat slaap te pakken, langzaam veil Niko in slaap.
De lange vermoeiende tocht zat er eindelijk op. Na kilometers te hebben gelopen, zoekend naar zijn broeders van het verre land, was Zephyrus eindelijk aangekomen 33 dagen had hij gelopen, toen hij eindelijk de grens had bereikt. Al die dagen had hij niets gedronken of gegeten, dus het verlangen naar een slokje water was groot. Een paar poten verder was een groot meer. Zephyrus sprong erin en genoot even van de verkoeling. Kleine dikkopjes kropen langs zijn poten. Zephyrus zacht terug aan de mooie tijd die hij had beleeft in Greenwich. De bossen, de velden, de aardige mensen. Maar die tijd was voorbij. In de jaren nadat zijn baasje was overleden, liep het bos leeg, en trokken de bomen zich terug in de grond. Geen enkel verhaal lieten ze los. Plots zag Zephyrus iemand staan, misschien een van zijn soortgenoten. Voorzichtig kroop hij naar de vreemde die rustig bij het water zat te drinken.
Niko lag eindelijk na een lange tijde weer een beetje vredige te slapen. Maar toen het geluid van gespetter om weer wakker maakte. Keek Niko wat slaperig en moei om zich heen, wie was dat die zo lawaai maakten. Nikos blik gleed langzaam over de rivier en er drong een onbekende geur binnen. Niko snoof de geur goed op wat was dat hij was niet van een wolf maar Niko kon het ook niet bij de vossen plaatsen. Het leek op de geur van een hond, met een verbaasde blik zocht Niko verder. Nee dat kan niet, dacht Niko. maar het leek te steerk op die van een hond. Al snel had hij de afkomst van de geur gevonden die aan het zwemmen was in het meer. In de winter was het daar niet een beetje te koud voor. Maar zijn neus had het goed het was een hond. Moeizaam tilde Niko zijn lichaam omhoog en liep langzaam naar de rand van het meer en lepelde wat water naar binnen. Lekker fris en koud water. Met zijn ogen op de hond gericht. Niko wist wel zeker dat het een hond was, hij leek veel op een wolf maar je kon duidelijk de kenmerken van een hond zien. de hond kwam voorzichtig naar hem toe en Niko probeerde zijn leeftijd. Hij leek oudere dan hem, Nikos schatting was 4 jaar. Niko was net 10 maanden in wolven leeftijd en als Niko had goed had was dat 7 jaar in mensen jaren. Als hij een jaar werd dan, nog 2 maanden wachten en dan was hij een jaarling. Met een wat nieuwsgierige blik keek hij naar hem en knikte vriendelijk. ‘Hoi, daar, sorry dat ik het vraag maar ben jij echt een hond? Meneer.’
De jonge wolf keek hem verbaasd aan. Zephyrus begreep niet wat er aan de hand was. ''Ben jij echt een hond meneer'', vroeg de wolf aan hem. Zephyrus knikte. ''Is dat vreemd'', vroeg hij beleefd aan de wolf, zie hem van top tot poot onderzocht. Hij kreeg het wel een beetje benauwd. Zouden hier misschien geen andere honden zijn? Maar dat moest wel, iedereen was toch hier naar toe gevlucht. ''Weet u misschien waar ik de anderen kan vinden'' ''De andere honden'' Zephyrus hoopte op een antwoord. Hij had al zolang gelopen, en als het voor niets was geweest, wat moest hij dan. Hij moest weten wat er met de mensheid was gebeurd, en wat hij eraan zou kunnen doen.
De hond leek een beetje verbaast bij zijn vraag en knikte eerste alleen. En vroeg daarna of dat vreemd was. Niko haalde zijn schouders op dat wist hij niet, het ging er even alleen om dat hij nooit een hond had gezien. Niko schudde zijn kop, dat honden zo naast die mensen konden leven. Dat honden zelfs familie van wolven waren. Afstammeling van hun, Niko wist niet echt was hij moest denken nou. Zijn moeder had altijd gezegd dat je beter uit hun buurt kon blijven. Anders eindige je net zo als hun een slaaf van de mens, of zelfs dood. Maar de mensen waren uitgestorven sinds een tijd. En hij had nooit een hond gezien of gesproken tot nu dan. Niko keek verbaast op toen hij vroeg waar hij nog meer honden kan vinden. Niko schudde zijn kop weer, hij had geen idee. De hond zelf leek geen idee te hebben van wat er gebeurt is de afgelopen tijd, nee dat kon niet hij moest te wel weten dat de mensen uitgestorven waren. Maar Niko had de indruk dat hij dat zelfs niet wist. ‘Ik weet niet of er wel andere honden zijn.’ Zei Niko met een zachte stem, en keek even naar de grond.