Vukatør liep met wat neidige passen en een norse blik op zijn gezicht over het kerkhof. Echt een vrolijke plek was het niet om rond te banjeren. Zijn ogen gleden van grafsteen tot grafsteen. Zoekend naar de naam die hij zocht. Van spionen die hij hier en daar rond had lopen had hij slecht nieuws gehad. Zijn beste vriend van de beren die hij sinds zijn jeugd kende was omgekomen. Hij had in een huis gewoond ergens op het platte land. Die was blijkbaar niet goed onderhouden en in gestord, opslag dood. Zijn begravenis had hij gemist door oponthoud tijdens het reizen naar deze plek. Bij de naam Roka Regan. Recht voor het graf bleef hij staan. Om hem nog eer te bieden lied hij zijn kop zakken en zijn voorpoten bogen zicht waardoor hij een buiging maakte. Ongeveer een minuut bleef hij zo staan. Hij rechte zijn voorpoten weer en hief zijn kop weer op en ging zitten. Kijkend naar elk detail op het grafsteen bleef hij rustig zitten totdat hij achter zich een paar voetstappen hoorden. Abrubt stond hij op maar bleef wel naar het grafsteen staren.